Herman de Coninck

Herman August Paul de Coninck werd op 21 februari 1944 te Mechelen geboren. Hij doorliep de humaniora aan het St.-Rombouts-college van zijn geboorteplaats. Vanaf 1962 studeerde hij Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven en werd er redacteur van het studentenweekblad Universitas, waarvoor hij twee jaar lang de cultuurpagina’s hielp verzorgen en talloze cursiefjes schreef onder het pseudoniem Van Pimpelgem (s.j.). Een keuze eruit verscheen onder de titel Lachen tot je zwart ziet (1968). In 1966 werd hij licentiaat in de Letteren en Wijsbegeerte met een verhandeling over de poëzietheorie van S. Vestdijk. Na vijf jaar te Heverlee, in de nabijheid van Leuven, te zijn blijven hangen, verhuisde hij naar Berchem-Antwerpen. Aan zijn eerste huwelijk (1969), met An Somers, waaruit hun zoon Tomas geboren werd, kwam vroegtijdig een einde door de dood van zijn vrouw (1971). Hij hertrouwde in 1974 met Lieve Coppens.

Na een periode als docent (1966-1970), onderbroken door zijn militaire dienst in Duitsland (1967), werd hij vanaf augustus 1970 journalist van het weekblad Humo. Uit zijn activiteiten aldaar resulteerde een bundel interviews, in samenwerking met Piet Piryns, Woe is woe in de Nedderlens (1972). De Coninck was vanaf 1966 redacteur van het nieuw-realistische tijdschrift Ruimten. Tussen 1969 en 1971 trad hij sporadisch op als poëziechroniqueur van het dagblad De Standaard. Nadien werkte hij jarenlang mee aan het tijdschrift Tirade, tot dat in zijn politieke commentaren zijns inziens te ‘oorloghetzerig’ werd. In 1983 verliet hij het weekblad Humo om hoofdredacteur te worden van het Nieuw Wereldtijdschrift, waarvan het eerste nummer in maart 1984 verscheen. De Morgen startte in 1987 met ‘Het boekbedrijf’, een boekenbijlage gecoördineerd door Herman de Coninck. Per 1 januari 1991 volgde Bernard Dewulf hem op toen ‘Het boekbedrijf’ opging in het ruimere cultureel supplement ‘Café des arts’. Daarin had De Coninck een wekelijkse column.

In september 1985 scheidde hij van Lieve Coppens, moeder van hun dochter Laura. Hij begon in februari 1988 een relatie met Kristien Hemmerechts met wie hij in 1992 trouwde.

In 1995 maakte hij een literaire tournee in Zuid-Afrika en in Indonesië.

De Coninck overleed plotseling aan een hartstilstand op 22 mei 1997 op straat in Lissabon, Rua Marquês Sá da Bandeira 74, waar een gedenksteen werd aangebracht. Hij werd begraven op het Ereperk van de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof.

Voor zijn debuutbundel De lenige liefde ontving De Coninck de Yang-prijs (1969) en de Prijs van de Provincie Antwerpen (1971). Zolang er sneeuw ligt werd bekroond met de Dirk Martensprijs van de Stad Aalst (1976) en de Prijs van de Vlaamse Provinciën (1978). Voor zijn vertaling van Edna St. Vincent Millay, Ter ere van de goedertieren maan, werd hem de Koopalprijs toegekend (1981) en voor Met een klank van hobo de Prijs van de Vlaamse Gids (1982). De hectaren van het geheugen werd bekroond met de Jan Campertprijs 1986. In 1977 kreeg hij postuum de Vlaamse cultuurprijs voor kritiek en essay voor Intimiteit onder de melkweg (1994).

Van 2002 tot en met 2012 organiseerde Behoud de Begeerte jaarlijks de poëzietournee Koningsblauw, een huldeblijk aan De Coninck. Evenzeer een huldeblijk (tevens promotiestunt voor de laatste editie van Koningsblauw) was de poging van Behoud de Begeerte om het Antwerpse Pieter de Coninckplein om te dopen tot Herman de Coninckplein.

Sinds 2007 wordt de Herman de Coninckprijs toegekend, een literaire prijs te zijner nagedachtenis.

Eind augustus 2016 werd in de Antwerpse Zoo een standbeeld van Herman de Coninck onthuld, ontworpen door de kunstenares Elke Van Steenbergen.

In 2017 verscheen bij De Arbeiderspers een vuistdikke biografie: ‘Toen met een lijst van nu errond’, geschreven door Thomas Eyskens.

© Georges Wildemeersch, met een aanvulling door Joris Gerits, Kritisch Lexicon van de Moderne Nederlandstalige Literatuur, Samsom / Wolters-Noordhoff.
Foto: RR